EN DE

oranjesub

ARTIKEL

De transformatie op langere termijn naar een duurzame toekomst

Door Ophélie Mortier, RI Strategist bij DPAM

wit-pijl

Key take-aways

    • De integratie van ESG-factoren blijft zijn waarde en belang als een structurele trend bewijzen.
    • We moeten verder kijken dan een terugkeer naar het normale leven op korte termijn, en ons voorbereiden voor een duurzame transformatie van onze samenleving op lange termijn.
    • Duurzame beleggingen zullen een belangrijke rol spelen bij de opbouw van een evenwichtig ecosysteem.
    • De EU taxonomie en de SFDR zullen de weg vrijmaken naar een duurzame financiële toekomst.
    • Er zijn nog verschillende structurele uitdagingen die de uiteindelijke impact van de SFDR kunnen hinderen.

De wereld bevindt zich vandaag op een keerpunt en moet enkele belangrijke keuzes maken. Hoe kunnen we niet alleen weer opbouwen wat verloren is gegaan, maar tegelijkertijd ook verbeteringen aanbrengen? Hoewel verschillende economieën al voor de pandemie met een recordschuld kampten, klinkt nu de roep om monumentale herstelprogramma’s. Hierdoor zal de overheidsschuld nog verder toenemen tot ongeziene niveaus. In deze context van lage rentevoeten, een mogelijke lichte stijging van de inflatie en de behoefte aan een economische transformatie, dringt de vraag zich op: hoe passen duurzame beleggingen binnen dat kader?

De integratie van ESG-factoren heeft haar toegevoegde waarde tijdens de crisis van 2008-2009 al bewezen. Die crisis was er voornamelijk een van corporate governance. En ook tijdens de gezondheidscrisis en de daaropvolgende lockdowns is die toegevoegde waarde gebleken. Daarom is duidelijk geworden waarom het zo belangrijk is om de mogelijke impact van alle stakeholders te beoordelen wanneer er beleggingsbeslissingen worden genomen op elk niveau: economisch, op het gebied van valuta’s, milieu, maatschappij en bestuur. Deze dimensies zijn onderling allemaal met elkaar verbonden en er is geen reden waarom dat de komende maanden of zelfs jaren zou veranderen. Die onderlinge band is in de loop der jaren zelfs sterker geworden onder invloed van de globalisering en technologische disruptie. Dit is een structurele trend, die wordt waargenomen door beleggers, economische actoren, consumenten en toezichthouders. Er is een dringende behoefte aan een grondige transformatie, niet alleen wat het beheer van onze hulpbronnen betreft, maar ook in ons menselijk kapitaal, waar innovatie een belangrijke rol speelt om een evenwichtig ecosysteem tot stand te brengen.

Op milieugebied hebben belangrijke economieën zoals China, de VS, de EU en Japan toegezegd om ambitieuze klimaatprogramma’s te verwezenlijken die streven naar een koolstofneutrale samenleving tegen 2050/2060. Die impact is niet langer beperkt tot sectoren zoals energie, nutsvoorzieningen en materialen, maar geldt nu voor alle sectoren. De overschakeling naar een koolstofarme economie is voor alle economische actoren zowel een wezenlijk risico als een kans. Naast de enorme klimaatuitdaging mogen we ook de sociale dimensie niet uit het oog verliezen. Door de combinatie van gezondheidsproblemen en economische schokken die worden veroorzaakt door de COVID-crisis, ontstaan er belangrijke vragen over het delicate evenwicht tussen prioriteiten die kritiek zijn voor het herstel op korte termijn, en degene die kritiek zijn voor de transformatie op langere termijn naar een duurzame toekomst. Wie die prioriteiten nog niet in aanmerking neemt, zal op korte termijn waarschijnlijk niet standhouden. Dat is het doel van duurzame beleggingen: een duidelijk onderscheid maken tussen wie al aan zijn transitietraject is begonnen en wie niet.

De EU heeft duidelijk de toon gezet voor wat betreft duurzame beleggingen en werpt zich in dit opzicht op als leider. In 2016 nam ze het voortouw met het actieplan voor duurzame financiering, dat gericht was op drie belangrijke doelstellingen: een langetermijnfocus op de economie, de financiering van duurzame groei en de integratie van ecologische risico’s als een systematisch beleggingsrisico. Alle verordeningen die sindsdien zijn goedgekeurd, streven deze drie doelstellingen na. Daarnaast maken de SFDR en de Europese taxonomie de weg vrij naar een duurzame financiële toekomst en maken ze een eind aan het gebrek aan standaarden en gemeenschappelijke definities. De EU moet echter de ongewenste gevolgen van een al te rigide en onbuigzame regelgeving vermijden. Dat zou namelijk kunnen leiden tot een hele reeks procedures en lasten op het gebied van administratie en rapportering die mogelijk een averechts effect heeft.

Als we de huidige toestand van de SFDR onder de loep nemen, dan kunnen we op het niveau van de eerste implementatie enkele zwakke punten onderscheiden.

    • De enorme complexiteit van de teksten is duidelijk een probleem. Dat komt nog meer tot uiting door de laattijdige bekendmaking van de technische teksten die vereist zijn voor de uitvoering van de verordening. Het is belangrijk om te vermelden dat de recentste technische teksten (die eind februari zijn bekendgemaakt) nog niet definitief zijn en nog door de regelgevende procedure van de EU moeten worden goedgekeurd. Onlangs zien we hier en daar aanvullende teksten opduiken die de technische teksten van de EU proberen te verklaren. Het verschijnen van deze aanvullende teksten benadrukt alleen maar de complexiteit en de interpretatieproblemen van de oorspronkelijke tekst.

    • Verschillende interpretaties tussen de afzonderlijke regelgevende instanties van de EU-25 hebben geleid tot verschillen in de typologische classificatie van vergelijkbare producten. De toezichthoudende instanties voor de financiële markten hanteren ten aanzien van de uitvoering van de verordening een niet-gestandaardiseerde en individuele benadering: sommige toezichthouders hebben onmiddellijk blijk gegeven van begrip voor de marktdeelnemers, en hen de kans gegeven om zelf hun weg te banen door deze complexe en soms obscure puzzel. Andere hebben de hele procedure vergemakkelijkt om ervoor te zorgen dat alle vereisten tegen 10 maart waren vervuld. Intussen zijn er nog andere die zich wilden houden aan een bijzonder strikte interpretatie van de zogenaamde artikel 9-producten (de enige in de officiële tekst die ‘duurzame beleggingen’ mogen worden genoemd). De lokale toezichthouders die de uitvoering van de SFDR moeten controleren, lijken in hun respectieve interpretaties verschillende niveaus van striktheid te hanteren. Dit maakt het eenvoudiger (of moeilijker) om een product als artikel 9-product te classificeren, afhankelijk van de lidstaat waar men gedomicilieerd is.. Deze verschillende benaderingen en houdingen vormen een aanzienlijk struikelblok en verhinderen de verwezenlijking van de SFDR’s ‘gelijk speelveld’ (‘level playing field’).

    • Voorts zijn er nog andere factoren die dit ‘gelijk speelveld’ belemmeren: o.a. de afzonderlijke binnenlandse regelgeving in EU-lidstaten. Die is namelijk niet altijd helemaal afgestemd op de typologie van de SFDR, waardoor de situatie er alleen maar complexer op wordt. Sommige EU-lidstaten overwegen namelijk hun eigen taxonomie en regelgeving. En daarnaast is ook het bestaan van binnenlandse labels met hun eigen vereisten niet bevorderlijk voor de situatie.

    • Een andere uitdaging waar rekening mee moet worden gehouden, is het gebrek aan gegevens van bedrijven. Deze kritiek is niet nieuw. Dit probleem wordt geleidelijk aan in de EU opgelost dankzij een Europese richtlijn die vereist dat bedrijven in Europa de vereiste gegevens aan financiële deelnemers verstrekken. Echter blijft het toepassingsgebied beperkt tot de EU. Daardoor zijn duurzame beleggingen een beleggingscategorie die beperkt is tot beleggingen in de EU. Duurzame actoren zoals DPAM leveren al jaren een strijd om van duurzame beleggingen een gangbaar fenomeen te maken, en geen nichebeleggingscategorie.

 

De SFDR en de Europese taxonomie streven er ook naar om greenwashing terug te dringen, ongetwijfeld een lovenswaardige inspanning.

Dit risico wordt duidelijk beperkt door de verplichting om duurzame doelstellingen en de respectieve KPI’s te vermelden. Wie nog niet heeft nagedacht over een duurzame beleggingsstrategie, zal het moeilijk krijgen om aan zijn verbintenissen te voldoen. Maar zowel de SFDR als de Europese taxonomie zijn in sterke mate afhankelijk van kwantitatieve gegevens. Het gebruik van één of twee kwantitatieve indicatoren laat niet het volledige beeld van een belegging zien, of het volledige effect van een economische activiteit. Dat is lastig voor actoren zoals DPAM, die hun expertise op het vlak van duurzaamheid baseren op een actieve, onderzoeksgedreven benadering met veel kwalitatief, diepgaand onderzoek. Het is veel te beperkend om al dit werk te vertalen naar één of twee kwantitatieve indicatoren. De duurzame inspanningen van de EU zouden niet beperkt moeten blijven tot een bedrieglijke oefening om ‘alle vakjes af te vinken’, maar helaas is een dergelijk al te beknopt resultaat wel waar het naartoe lijkt te gaan. Tot slot moet er nogmaals aan worden herinnerd dat we per jaar bijna EUR 180 miljard zullen moeten besteden om het Europese duurzame ontwikkelingsprogramma tegen 2030 te financieren.

Video
Share

Your name

Your e-mail

Name receiver

E-mail address receiver

Your message

Send

Share

E-mail

Facebook

Twitter

Google+

LinkedIn